• Fiscaliteit

Gewijzigd plan van de nota Van Peteghem - focus op DBI-aftrek

De Minister van Financiën heeft op 2 maart 2023 zijn gewijzigd plan voor deze hervorming voorgesteld. Het voorontwerp heeft tot doel de koopkracht van de consumenten te versterken en de werkgelegenheidsgraad op te krikken. Deze doelstellingen zouden worden gefinancierd met een verschuiving van belastingen.

De tekst van het voorontwerp kan uiteraard nog worden gewijzigd, aangezien er eerst consensus nodig is op het niveau van de ministerraad, vooraleer het ontwerp aan het federale parlement zou kunnen worden voorgelegd. Een maatregel met een belangrijke impact voor vennootschappen heeft betrekking op de aanpassingen aan het regime van de DBI-aftrek. Greenille Private Client Team van Deloitte Legal geeft ons tekst en uitleg over deze wijziging.

Auteur

Greenille Private Client Team

Huidige situatie van de zogenaamde DBI-aftrek

Momenteel komen dividenden ontvangen door een Belgische vennootschap in aanmerking voor 100% aftrek (voorheen 95%) indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan (de zogenaamde DBI-aftrek). Om in aanmerking te komen voor de DBI-aftrek gelden bepaalde kwantitatieve en kwalitatieve voorwaarden.

De ontvangende vennootschap dient onder meer te voldoen aan kwantitatieve voorwaarden:

  • een deelneming bezitten van ten minste 10% of met een aanschaffingswaarde van ten minste 2.500.000 EUR
  • de deelneming in volle eigendom houden gedurende een ononderbroken periode van minstens één jaar.

Daarnaast gelden kwalitatieve voorwaarden. Vereenvoudigd weergegeven, zijn de kwalitatieve voorwaarden afzonderlijke regels die als doelstelling hebben het weigeren van de DBI-aftrek indien de uitkerende vennootschap niet onderworpen is aan een belasting die als voldoende wordt beschouwd vanuit Belgisch oogpunt.

Vanaf 2018 werden de voorwaarden die gelden voor dividenden eveneens ingevoerd voor meerwaarden op aandelen. Bemerk dat deze aanpassing een eerste klap betekende voor holdings die beleggen in portefeuilles met beursgenoteerde aandelen.

Nieuwe regeling van de zogenaamde DBI-aftrek

Vrijstellingsregeling

De huidige regeling gebeurt door van de belastbare winst, die bepaalde bewerkingen ondergaat, de ontvangen dividenden af te trekken (‘DBI-aftrek’). Deze aftrekregeling zou worden afgeschaft en vervangen door een vrijstellingsregeling. Deze vrijstelling zou men via de eerste bewerking realiseren via een 'aanpassing in meer van de begintoestand van de reserves’.

De omzetting van een aftrek in een vrijstelling noodzaakt een aantal technische wijzigingen: o.m. inzake het financieringskostensurplus, inzake de pro rata regel bij belastingneutrale herstructureringen, inzake de minimale belastbare basis, inzake art. 207 WIB92.

Het voorontwerp voorziet in een overgangsmaatregel voor DBI-overschotten zoals ze bestonden in belastbare tijdperken die afsluiten voor 31 december 2023.

Kwantitatieve voorwaarde aangescherpt

Om aanspraak te kunnen maken op de vrijstelling van ontvangen dividenden alsook de vrijstelling voor meerwaarden wordt de kwantitatieve voorwaarde verder aangescherpt. Aan de kwalitatieve voorwaarden worden geen wijzigingen aangebracht.

De kwantitatieve voorwaarde zou blijven gelden voor een deelneming van minimaal 10% of met een aanschaffingswaarde van 2,5 miljoen euro, maar in de laatste hypothese zou de deelneming als financieel vast actief moeten worden geboekt.

Dit heeft in de praktijk betrekking op deelnemingen die bedoeld zijn om bij te dragen aan de eigen activiteit van een holdingvennootschap of die een duurzame en specifieke band verlenen. De meeste deelnemingen voldoen niet aan deze test en worden daarom geboekt als belegging (code 53), en zouden dus worden uitgesloten van de DBI-vrijstelling.

Deze voorwaarde wordt (opnieuw) ingevoerd om te voorkomen dat de vrijstelling wordt verleend voor deelnemingen die louter als belegging worden aangehouden. Vreemd genoeg is deze nieuwe voorwaarde eigenlijk helemaal niet nieuw. Voorheen gold deze immers zowel voor de 2,5 miljoen euro en als de 10%-vereiste, tot ze in strijd werd geacht met het Europees recht (en met sommige verdragen) en vervolgens per 1 januari 2011 werd afgeschaft. Aangezien de Europese richtlijn alleen vereist dat de vrijstelling geldt "voor ten minste een vennootschap van een lidstaat die ... een deelneming van ten minste 10% bezit", is het onwaarschijnlijk dat de voorwaarde die uitsluitend geldt voor de 2,5 miljoen euro voorwaarde ook in strijd met het Europese recht zou worden geacht. Een terugkeer naar oude discussies (en rulingaanvragen) over de interpretatie van de term "financiële vaste activa" - merk op dat jaarrekeningen geen voldoende bewijs waren – is dus niet uitgesloten.

In de regel zou het Belgische boekhoudrecht bepalen wanneer aandelen financiële vaste activa vormen. De nieuwe kwantitatieve voorwaarde zou ook toepasselijk zijn voor doeleinden van roerende voorheffing.

Praktische impact

De invoering van een DBI-vrijstellingsregeling betekent dat er geen nieuwe overschotten meer kunnen opgebouwd worden om over te dragen naar de volgende aanslagjaren. Het belang van een juiste timing van inkomsten- en kostenstromen neemt dan toe. De omvorming van de DBI-aftrek tot een DBI-vrijstelling betekent verder dat het voor holdingvennootschappen belangrijker wordt om af te wegen of ze gebruik kunnen maken van de aftrek van de groepsbijdrage. Als een holdingvennootschap van de groep in een bepaald boekjaar verlies lijdt en dividenden ontvangt, dan zal dit verlies, mits het naleven van bepaalde voorwaarden, gecompenseerd kunnen worden met de winst die een andere vennootschap van de groep heeft behaald.

De aanpassing van de kwantitatieve voorwaarde maakt dat het niet langer loont voor grote familiale holdingvennootschappen (al dan niet family offices) om te investeren in rechtstreekse lijnen van genoteerde vennootschappen met een aanschaffingswaarde van 2,5 miljoen euro (10% is dan niet haalbaar, net zomin als de boeking als financieel vast actief).

Vennootschappen zouden onder de nieuwe regels immers belast worden op zowel de ontvangen dividenden als gerealiseerde meerwaarden, terwijl de minderwaarden niet aftrekbaar blijven. Dat komt bovenop de huidige taksen die beleggers viseren zoals taks op de beursverrichtingen (‘TOB’) en de jaarlijkse taks op effectenrekeningen (TERbis).

De impact van het huidige voorontwerp voor beleggingsvennootschappen en inzake de TERbis zullen in een aparte newsflash aan bod komen.

Inwerkingtreding

De voorgestelde wijzigingen zullen van toepassing zijn op ontvangen dividenden ontvangen of gerealiseerde meerwaarden vanaf vanaf 1 januari 2024.

Er is geen step-up voorzien. Niet-gerealiseerde meerwaarden op beleggingen die momenteel worden aangehouden, zullen vanaf 1 januari 2024 bij realisatie ook volgens de nieuwe regels worden belast. Als dit voorontwerp wordt aangenomen, zouden de geviseerde vennootschappen dit jaar reeds hun beleggingsstrategie dienen aan te passen.

Het spreekt voor zich dat wij de stand van zaken van dit voorontwerp zullen opvolgen, alsook de gevolgen ervan voor alle betrokken partijen in kaart zullen brengen.

Greenille Private Client is een toegewijd team van meer dan 30 experts, werkzaam voor vermogende particulieren en ondernemende families. Ze hebben allemaal hun zeer unieke focus: advisering, familiale begeleiding en/of conflictbemiddeling. Met hun unieke focus op een geïntegreerde aanpak en hun ervaring kunnen ze klanten holistische diensten aanbieden.

Wenst u graag op de hoogte te blijven van recent financieel nieuws en wetgeving?
Wenst u graag op de hoogte te blijven van recent financieel nieuws en wetgeving?

Wenst u graag op de hoogte te blijven van recent financieel nieuws en wetgeving?